Het is 2050 en de Nederlandse landbouw is volledig klimaatneutraal. De mechanisering is teruggedraaid, er werken weer meer mensen op het veld, boederijen zijn opnieuw kleiner geworden. Technologische innovatie heeft er voor gezorgd dat het werk op de boerderij een stuk comfortabeler, ergonomischer, veiliger en efficiënter kan.
Steeds minder boeren
Gedurende het grootste deel van de geschiedenis draaide de landbouw grotendeels op menskracht. Vanaf de neolitische revolutie (ongeveer 10.000 jaar geleden) tot aan het begin van de Industriële Revolutie werkte meer dan 75% van de globale beroepsbevolking in de landbouw. Sinds de negentiende eeuw werd dat aandeel steeds kleiner. Het daalde tot 51% in 1970 en tot 27% in 2020, toen wereldwijd ongeveer 1 miljard mensen op het land werkte. [1][2]
Er waren echter grote regionale verschillen. In 2018 was slechts 5,9% van de Europese beroepsbevolking en 1,7% van de Noord-Amerikaanse beroepsbevolking werkzaam in de landbouw, terwijl dat aandeel in minder geïndustrialiseerde landen veel hoger lag: bijna 26% in Azië en meer dan 53% in Afrika. Ook binnen Europa waren er grote verschillen. Nederland was in 2020 wereldwijd koploper op het vlak van mechanisering, met slechts 1,2% van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw – minder dan 125.000 mensen op een totaal van ongeveer 10 miljoen.
Steeds meer machines en fossiele brandstoffen
Een belangrijke reden voor het dalende aandeel landbouwers in de beroepsbevolking was mechanisering. [2][3][4] Taken die eeuwenlang manueel of met lastdieren werden uitgevoerd, werden in de moderne tijd steeds vaker afgehandeld met behulp van machines en fossiele brandstoffen.
Zo daalde het aandeel menselijke arbeid in de landbouw globaal met 9,5% tussen 1971 en 2017, terwijl het gebruik van fossiele brandstoffen toenam met 38%. In Nederland was de opmars van fossiele brandstoffen in de voedselproductie nog opmerkelijker: het energieverbruik steeg met 400% tussen 1950 en 2020.
De mechanisering in de landbouw ging samen met een trend naar steeds grotere boerderijen. Het gebruik van machines kostte veel startkapitaal, waardoor boeren steeds afhankelijker werden van banken en gedwongen werden om steeds grootschaliger te produceren – voor een karig inkomen.
Begin jaren 2020 werd duidelijk dat deze evoluties enorme maatschappelijke kosten veroorzaakten. Een grootschalige, op fossiele brandstoffen draaiende landbouw was niet compatibel met het terugdringen van emissies om de klimaatverandering tegen te gaan.
Bovendien had de Nederlandse voedselproductie een nadelige invloed op het milieu en de gezondheid door vervuiling met stikstof en toxische chemicaliën, afkomstig van chemische gewasbescherming. Bodemerosie en afnemende biodiversiteit bedreigden het voortbestaan van de landbouw op langere termijn. Tot overmaat van ramp kon Nederland ondanks alle technologie niet in de eigen voedselproductie voorzien. Het grootste deel van de Nederlandse landbouwopbrengst (75%) was bestemd voor uitvoer, en tegelijk werd heel veel voedsel ingevoerd.
Stijging arbeidsproductiviteit is wassen neus
Het was niet eenvoudig om de Nederlandse landbouw een andere richting uit te sturen. Lange tijd leefde het idee dat er zonder grootschalige technologie niet voldoende voedsel kon worden geteeld. Door de inzet van fossiele brandstoffen en machines kon er in 2020 ongeveer 17% meer voedsel op een hectare worden geteeld dan in 1950. De arbeidsproductiviteit – het aantal hectare dat 1 persoon kan bewerken – nam zelfs toe met 73%.
Gaandeweg groeide echter het inzicht dat de technologie en de schaalvergroting die hiervoor verantwoordelijk waren, ook indirecte arbeid en landgebruik met zich meebrachten, vaak buiten de Nederlandse grenzen. [4] Het gaat dan om het verbouwen van veevoer, het ontginnen van materialen, het produceren van landbouwmachines, kunstmest, bestrijdingsmiddelen, antibiotica, enzovoort.
Toen deze indirecte input mee in rekening werd gebracht, bleek dat de arbeidsproductiviteit en de opbrengst per hectare nauwelijks waren toegenomen. Het enige voordeel van de grootschalige mechanisering was dat er minder Nederlanders op het veld werkten. Het was tijd voor een fundamentele omslag in het landbouwbeleid. Die kwam er uiteindelijk in 2027, toen boerenprotesten in Den Haag uitmondden in grootschalige vernielingen en de aanranding van de toenmalige minister van Landbouw.
Minder machines, meer menskracht
In het nieuwe landbouwbeleid werden de belangrijkste trends van de afgelopen decennia omgedraaid. Er werd opnieuw meer menskracht (en dierkracht) ingezet, en minder machines. Boerderijen werden weer kleiner, en Nederland begon in de eerste plaats voor eigen consumptie voedsel te telen. De ommekeer in het landbouwbeleid was echter geen terugkeer naar het verleden. Er werden veel nieuwe machines en gereedschappen ontwikkeld, maar innovatie was niet langer exclusief gericht op het verminderen van de arbeidskrachten. De nadruk van de technologische ontwikkeling lag nu op het aangenamer, efficiënter, ergonomischer, gezonder en veiliger inzetten van menskracht. [4]
Voor de komst van de mechanisering was werken in de landbouw flink zwoegen. [5] Veel manuele handelingen waren niet ergonomisch en maakten dat mensen al op relatief jonge leeftijd met veel lichamelijke problemen kampten. Bijvoorbeeld manueel onkruid wieden of graan oogsten met een sikkel impliceert dat de landbouwer zowat de hele dag in een gebogen positie staat, vaak met zware rugklachten als gevolg.
Dankzij het gebruik van lichte voertuigen met ligbedden, voortbewogen door een zonnepaneel en een elektrische motor, kon echter onkruid worden gewied zonder rugklachten. Graan oogsten met een zeis in plaats van een sikkel had een vergelijkbaar effect. [6] In 2030 werden 10.000 Nederlanders opgeleid in het kundig hanteren van de zeis, die enige vaardigheid vereist. Gaandeweg werden ook steeds meer ossen en werkpaarden ingezet.
Een belangrijke ontdekking tijdens deze periode was dat grootschalige landbouwmachines helemaal niet zo energie-efficiënt waren als gedacht als ook de input van energie in rekening wordt gebracht. Zo leverde een vergelijking tussen vijftien historische en moderne technieken voor het oogsten van graan de conclusie op dat slim ontwikkelde manuele oplossingen vijf keer energie-efficiënter zijn dan ouderwetse manuele technieken. [6] Grootschalige, op fossiele brandstoffen draaiende machines bleken slechts 1,75 keer efficiënter te zijn. Vooral op pedaalkracht werkende machines voor het bewerken van landbouwgewassen kunnen erg veel menskracht besparen, omdat ze de menselijke energieproductie met een factor drie tot vier verhogen.
Ten gevolge van deze ontwikkelingen blijft de toename van het aantal werkkrachten in de Nederlandse landbouw in 2050 beperkt tot zo’n anderhalf miljoen mensen – ongeveer 15% van de beroepsbevolking. De grotere nood aan arbeidskrachten tijdens het oogstseizoen wordt opgelost door tijdelijk een groter deel van de bevolking in te schakelen, die in de late zomer een aantal weken of maanden op het land kamperen.
Vooral de beruchte oogstfeesten die daarbij horen, maken dat er tot nog toe geen enkel probleem is om voldoende tijdelijk arbeidskrachten te vinden. Veel groenten en fruit worden geteeld in moestuinen, waar zowat elke Nederlander zonder morren wel een aantal uur per week spendeert. Vooral de sociale contacten worden geapprecieerd – eenzaamheid is niet langer een probleem in ons land.
Minder vlees, meer peulvruchten
De landbouw verduurzamen impliceerde ook een ander dieet. De veestapel is grotendeels geliquideerd en het aandeel van vlees in het dieet is met 80% verminderd. De varkens en koeien die zijn overgebleven, eten (respectievelijk) voedselafval en gras, en niet langer graan of soja. De vleesproductie verder terugdringen blijkt ongewenst omdat varkens en koeien goede mest leveren. [7] Wel zijn de meeste koeien nu ossen – gecastreerde stieren – omdat die niet alleen mest en vlees leveren maar ook als lastdier worden ingezet. Nu er steeds meer werkpaarden worden gefokt – een vaardigheid die in 2020 nagenoeg verdwenen was – is het aantal melkkoeien nog verder gedaald. Kaas en boter zijn dus niet langer typische Nederlandse producten. [5]
Als basisvoedsel wordt ingezet op de productie van aardappelen, noten, groenten en peulvruchten. Peulvruchten zijn bijzonder rijk aan proteïnen en vormden gedurende het grootste deel van de geschiedenis het basisvoedsel in de landbouw. Ze zijn erg voedzaam, makkelijk te kweken, hebben geen bemesting nodig, verbeteren de vruchtbaarheid van de grond, en bevorderen de natuurlijke biodiversiteit. [8] Het is pas sinds de vorming van grote staten dat graan de rol van peulvruchten overnam. [9]
Het nieuwe landbouwbeleid in Nederland zet met name in op de productie van tempeh, een gefermenteerd product dat oorspronkelijk uit Indonesië komt. Verse tempeh heeft een smeuïge vleessmaak en kan uit de meeste peulvruchten worden gemaakt. Het bereidingsproces kost weinig energie – de lagetemperatuurwarmte wordt deels geleverd door warmte uit mesthopen.
De verwarmde kassenteelt is volledige verdwenen. De meeste groenten en fruit worden nu in moestuinen geproduceerd. Het was al lang bekend dat de productiviteit van moestuinen hoger is dan die van de landbouw, omdat er meer aandacht aan de gewassen wordt besteed. [10][11] Bovendien worden er nu veel meer variëteiten geteeld, zodat het voedselaanbod een stuk diverser is geworden. Groenten- en fruitsoorten moeten niet langer geschikt zijn om een mechanische behandeling en transport te ondergaan. Met de schaalverkleining en de verandering in het dieet verdween ook de nood aan een koudeketen voor de bewaring van voedsel. Seizoensgebonden groenten worden vers geplukt of op het land zelf bewaard, en het resterende vee wandelt via veedreven zelf naar de markt.
Minder stad, meer platteland
Het nieuwe landbouwsysteem en de transitie naar een duurzame samenleving op menskracht heeft Nederland ingrijpend veranderd. Alle grote steden hebben inwoners verloren en hier en daar beginnen stadsdelen te verkommeren tot ruïnes. Het is slecht boeren en tuinieren op de vervuilde gronden van de Randstad en daarbij is veel economische activiteit uit de steden verdwenen. Veel mensen zijn weer naar het platteland verhuisd. De dorpen zijn weer groter geworden en de Nederlandse bevolking leeft meer verspreid dan voorheen. Dat maakt ook autonome energieproductie een stuk eenvoudiger.
Anno 2050 zijn de natuurreservaten in Nederland volledig verdwenen. Die dateren immers uit een tijd toen de mens het idee had boven de natuur te staan. Sinds de verduurzaming van de landbouw is het besef gegroeid dat mens en natuur niet langer van elkaar gescheiden moeten worden. Menselijke ingrepen hebben de natuurlijke biodiversiteit zelfs bevorderd. Zo heeft het aanleggen van hakhoutplantages tot een explosie van vlindersoorten geleid, terwijl de kweek van peulvruchten een boost betekende voor de bijenpopulaties. Met het afbouwen van de veestapel en het stopzetten van chemische gewasbestrijding zijn ook de waterlopen weer zuiver geworden.
Anno 2050 is Nederland nog steeds een wereldwijd koploper op het vlak van de landbouw, zij het op een andere manier. Ons land heeft nu het duurzaamste landbouwsysteem ter wereld, en gezien de grote problemen met de voedselvoorziening in de rest van de wereld wordt opnieuw heel veel kennis en technologie uitgevoerd. Bovendien zijn landbouw en natuur met elkaar verenigd, wat ook heel veel duurzaam toerisme op gang heeft gebracht.
Dit scenario werd bedacht voor kunstfietsroute Kunst van hier tot ginder, 10 tot 11 juni 2023. Lokatie Windmolen, Bokkelerweg, Wesepe.
Human Power Plant: Scenario 4 de boerderij op menskracht
Tekst: Kris De Decker
Tekening: Melle Smets
Ontwerp kaart: Arvand Pourabbasi, Golnar Abassi
Grafische vormgeving: Golnar Abassi
Oplage: 200
Drukwerk: Printer Pro
Tentoongesteld op Kunst van Hier tot Ginder
Mogelijk gemaakt door Kunstenlab
Met dank aan Henry Franken, H3R Investment
Referenties
[1] Grigg, David B. "The World's Agricultural Labour Force 1800-1970." Geography (1975): 194-202.
[2] Nag, P. K., and L. P. Gite. Human-Centered Agriculture: Ergonomics and Human Factors Applied. Springer Nature, 2020.
[3] Rasmussen, Wayne D. "The mechanization of agriculture." Scientific American 247.3 (1982): 76-89.
[4] Smit, Meino. De duurzaamheid van de Nederlandse landbouw: 1950–2015–2040. Diss. Wageningen University and Research, 2018.
[5] Scholliers, Peter. "Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel I. Techniek en modernisering. Landbouw en voeding." Revue belge de Philologie et d'Histoire 74.3 (1996): 1028-1029.
[6] Franco, Walter, and Matteo De Piccoli. "Intermediate agricultural machines energy efficiency: the example of harvesting and threshing." Advances in Italian Mechanism Science: Proceedings of the 3rd International Conference of IFToMM Italy 3. Springer International Publishing, 2021.
[7] Fairlie, Simon. Meat: A benign extravagance. Chelsea green publishing, 2010.
[8] Ferreira, Helena, Elisabete Pinto, and Marta W. Vasconcelos. "Legumes as a cornerstone of the transition toward more sustainable agri-food systems and diets in Europe." Frontiers in Sustainable Food Systems 5 (2021): 694121.
[9] Scott, James C. Against the grain: A deep history of the earliest states. Yale University Press, 2017.
[10] Crouch, David, and Colin Ward. The allotment: its landscape and culture. Faber and Faber, 1988.
[11] Kropotkin, Petr Alekseevich, and Colin Ward. Fields, factories and workshops tomorrow. London: Allen & Unwin, 1974.